Bartók / Schönberg / Brahms — Kamerconcert
Over het evenement
Tijdens dit kamerconcert staat een selecte groep musici op het podium, aangevuld met de leden van het Keller Quartet en de wereldberoemde Franse pianist Pierre‐Laurent Aimard, fluitiste Zsófia Kaczander en klarinettist Csaba Klenyán. Het programma van het concert, dat opent met Bartóks tweede sonate voor viool en piano, is minstens zo representatief als de lijst van uitvoerenden. De twee solisten voor dit stuk, dat in 1923 op de Liszt Academie in première ging door de componist en Ede Zathureczky, zijn de al even waardige András Keller en Aimard. Na de Bartók‐compositie, die ook de invloed van Arnold Schönberg verraadt, horen we de eerste van de twee kamersymfonieën van laatstgenoemde componist: gecomponeerd in 1906, geeft het de luisteraar niet meer dan een hint van de toekomstige output van de meester van de dodecafonie en atonaliteit. Het laatste stuk van het concert is een van de 'vroege' topprestaties van Johannes Brahms op het gebied van kamermuziek en een juweeltje van de Romantische kamerliteratuur als geheel: het Pianokwintet in F klein dateert uit het midden van de jaren 1860 en was oorspronkelijk bedoeld als strijkkwintet.